– in woordjes: “nanaa” voor banaan, “ba” voor bal, “dada”, “papa” en “mama”
– in gebarentaal: zwaaien voor “dada”, armpjes op en neer voor “vogel”
– in babytaal: wêêêêê (helaas nog steeds ja)
– in lichaamstaal: kopje op mama’s knieën leggen en “aaaaaaaai” kirren (zooooooo schattig)
…
Mama